De taal van de tandarts

Wanneer u naar de tandarts gaat hoort u waarschijnlijk vaak woorden die u niet herkent. Woorden in vakjargon of ook wel tandartstaal. Wij doen natuurlijk ons uiterste best om dit te voorkomen, maar soms ontkomen wij er niet aan. Om u te helpen en te verduidelijken wat er gezegd wordt, vindt u hieronder een aantal woorden met betekenis.

Afdruk: Een lepel met rubberachtige substantie waar in gehapt moet worden. Dit wordt gebruikt om een gipsmodel te maken.
Amalgaam: Een vulmiddel bestaande uit een mengsel van verschillende materialen.
Brug: Een manier om een ontbrekende tand of kies te vervangen.
Bruxisme: Tandenknarsen.
Cariës: Gaatjes.
Composiet: Vullingsmateriaal, bestaande uit kunststof en glasvezel dat gebruikt wordt voor witte vullingen en andere restauraties van tanden en kiezen.
Dentine: Tandbeen.
Endontologie: Vakgebied dat zich bezig houdt met pulpa, het levende binnenste deel van de tand of kies. De tandarts-edentoloog is de specialist op het gebied van wortelkanaalbehandelingen.
Endo: Wortelkanaalbehandeling.
Excaveren: Het verwijderen van een cariës (gaatje) in tand of kies door middel van boren, laseren of schrapen.
Extractie: Het verwijderen van tand of kies.
Facing: Door middel van een facing kan de tandarts de vorm of kleur van een tand wijzigen.
Fluoride: Een stof die de tanden beschermt tegen cariës (gaatjes).
Fluorose: Witte vlekjes op tanden of kiezen als gevolg van teveel fluoride.
Gingiva: Tandvlees.
Gingivitis: Ontstoken tandvlees.
Glazuur: Harde laag om de kroon van de tand of kies.
Halitose: Aandoening waardoor de adem niet fris ruikt.
Implantaat: Kunstwortel die in de kaak wordt geplaatst (soort schroef).
Implantologie: Vakgebied dat zich bezig houdt met implantatie van kunstwortels. De tandarts-implantoloog is de specialist.
Inlay: Een vulling die zodanig wordt gevormd dat het past in de kies of tand.
Interdentaal: Ruimte tussen de tanden en kiezen.
Ortho: Beugelbehandeling.
Orthodontie: Vakgebied dat zich bezig houdt met het onderzoeken en behandelen van de stand van de tanden en kiezen in het gebit.
Paradontis: Ernstige tandvleesontsteking.
Pocket: Ruimte tussen het tandvlees en de tand of kies waar tandplak en tandsteen zich kunnen ophopen.
Tandletsel: Gebitschade door een klap op de tanden of kiezen.
Tanderosie: Slijtage van het glazuur.
Wasbeet: Vastleggen van de verhouding tussen het onder- en bovengebit.